Geschiedenis van de gemeente

Oorsprong van de naam van de gemeente

De gemeentenaam Tytsjerksteradiel is een afgeleide van de dorpsnaam van Tytsjerk. In 1392 werd dit dorp Thiatzercka genoemd, een persoonsnaam, mogelijk genoemd naar ene Tiete. Tytsjerk = de kerk van Tiete. De gemeentenaam is ontstaan in de middeleeuwen, toen er sprake was van grietenijen in plaats van gemeenten.

Waarom nou juist Tytsjerk uitverkoren werd om haar naam aan de grietenij te geven is niet zeker. Misschien moeten wij de belangrijkheid zoeken in de waterstaatkundige ligging van het dorp. De grietenijen , ontstaan tussen 1100-1300 waren een verbond van dorpen in waterschapsverband. Het droogleggen van de vruchtbare veenmoerassen werd waarschijnlijk door de dorpen afzonderlijk gedaan. Maar de afvoer van het overtollige water moest gemeenschappelijk geregeld worden. Dit betrof voor onze grietenij de lozing van het water van het lage oostelijke deel via de lage westelijke landerijen naar de Middelzee en Tytsjerk lag hierbij strategisch.

Hoogteligging

In het klei- en veengebied ligt de bodem van Tytsjerksteradiel beneden N.A.P. Vooral het westelijke deel van de gemeente ligt laag, met uitzondering van de Trynwâlden met Ryptsjerk. Door deze lage ligging heeft men hier vroeger ook veel strijd met het water geleverd.

Bij de watervloed van februari 1825 drong het zoute water in deze gemeente tot het dorp Earnewâld door. Het water was daar toen op 8 februari zo gestegen dat het tot 130 cm boven het vlakke land stond. Verder had het opgezweepte binnenwater zich een weg gebaand door de dorpen Suwâld, Garyp en Sumar tot de Rijksstraatweg. Ook de landen onder Wyns waren overstroomd. De zandgronden liggen veel hoger, hier ligt de bodem plaatselijk tot op 3 à 3.5 meter boven N.A.P. Op de hoger gelegen gronden komen de houtwallen voor.

Oeroude bewoning

Tytsjerksteradiel heeft een oude bewoningsgeschiedenis. Door onderzoek is vrij veel bekend over de bewoning sinds de laatste ijstijd. In de buurt van het Burgumer Mar zijn voorheen enkele archeologische vondsten gedaan die wijzen op een hele oude bewoning uit de Steentijd.

Er zijn stenen gebruiksvoorwerpen van rendierjagers teruggevonden. De volgende bewoners waren jager-verzamelaars van de Midden Steentijd. Deze mensen joegen o.m. op herten en wilde varkens. Tevens werd er gevist en verzamelde men vruchten en knollen.
Veel later leefden de mensen van de vervening, visserij, landbouw (niet alleen veeteelt, maar ook van de akkerbouw) en jacht. Het schepnet, de zeis en de jachthoorn in het wapen van Tytsjerksteradiel wijzen hier op.

Historische plaatsbepaling

Over het vroege verleden van Tytsjerksteradiel is maar weinig bekend. Tytsjerksteradiel was één van de elf grietenijen van het oude rechtsgebied Oostergo. In de middeleeuwen vormde onze gemeente, tevens Smallingerland vertegenwoordigende, met Leeuwarderadeel en Idaarderadeel de Leppa.

Dit was een verbond, dat de waterstaatkundige belangen van de aangeslotenen vooral behartigde. Een bekende zaak in onze gemeente was de bemoeienis van de Leppa met de zijl in de Lioedmersdam, de latere Burgumerdaam.

In de middeleeuwen bestond Fryslân uit Oostergo, Westergo en Zevenwouden. Tytsjerksteradiel lag in Oostergo, wat bestond uit drie districten. De kern van Oostergo was genaamd de Winninghe (bestaande uit de twee districten de zgn. “noordelijke negen” en de “Leppa”) en onze gemeente lag weer in het midden hiervan. Het dorp Wyns zou zijn naam hebben gegeven aan de gehele kern van Oostergo, de Winninghe. Te Wyns vergaderden de gezamenlijke rechters als hoogste instantie. Dit was het opperste gerecht, waarbij men voor bepaalde zaken het hoger beroep behandelde. Waarom had zo'n klein dorp het hoogste gerecht van de Winninghe? Waarschijnlijk kwam het door de bereikbaarheid, vrij centraal en tamelijk goed bereikbaar over de Dokkumer Ie.

Kloosters

In de 12e eeuw stichtten de Reguliere Kanunniken het Bergklooster (of Barraconvent) te Burgum aan de Kloosterlaan. Dit klooster was gewijd aan "Sinte Nicolaas. Dit klooster was opgericht in de 12e eeuw en had een belangrijke functie m.b.t. de turfwinning in de gemeente Tytsjerksteradiel.

De andere twee kloosters die onze gemeente gekend heeft waren vrouwenkloosters en stonden te Bartlehiem (Bethlehem) onder Aldtsjerk en Sigerswâld (klooster Sinaï) onder Garyp.

De grietman

Voor de invoering van de gemeentewet in 1851 had onze gemeente geen burgemeester maar een grietman. De grietmannen werden bij toerbeurt gekozen of aangewezen door samenwerking van de stadhouder en Gedeputeerde Staten in Fryslân.

In een stuk uit het jaar 1242 wordt voor het eerst melding gemaakt van een Grietman in onze gemeente. Het gaat hierbij om de “greetman in Ghetzerka”, dit is Gytsjerk.

Grondgebruik

In de 19e eeuw was het grootste deel van de grond in gebruik als landbouwgrond, zowel grasland als bouwland. Na 1875 ging de verbouwing van aardappelen, boekweit, haver en rogge sterk achteruit. Er kwam grasland voor in de plaats. De oude heidevelden waren in 1940 al geheel ontgonnen en in landbouwgrond herschapen.

Herindeling

Voor de gemeentelijke herindeling van 1984 was het grondoppervlak van onze gemeente groter dan nu het geval is. De gemeente heeft door een aantal grenscorrecties de Grote en Kleine Wielen en een stuk van het latere nationaal park de Alde Feanen afgestaan.

Friese gemeentenaam en –plaatsnamen

Bij raadsbesluit van 23 oktober 1986 is het gebruik van de Friese naam van de gemeente Tytsjerksteradiel en de Friese plaatsnamen officieel vastgesteld. De Friese namen zijn vanaf dan de officiële namen.

Naar aanleiding van verontruste reacties vanuit de bevolking van de gemeente is op 18 juni 1987 een gewijzigd raadsbesluit genomen. De grootste verandering in dit voorstel was de opname van de Nederlandse namen van de dorpen in kleine letters op de komborden. Maar in feite veranderde er niets voor wat betreft het besluit van oktober 1986 inzake het gebruik van de Friese namen